woensdag 27 november 2019

LECT: Boekvoorstelling "In de kunst gelogeerd: Kunstenaarsherbergen op het Belgische platteland (1840-1914)"

"In de kunst gelogeerd: Kunstenaarsherbergen op het Belgische platteland (1840-1914)"
Voorstelling van het boek van Marie Becuwe, met lezingen van prof. dr. Marjan Sterckx en Arnold Eloy
Emile Van Dorenmuseum, Genk 
Zondag 8 december 2019
RSVP'en: vóór vrijdag 6 december 2019

Uitnodiging voor de voorstelling van het boek "In de kunst gelogeerd: Kunstenaarsherbergen op het Belgische platteland (1840-1914)" door Marie Becuwe (Mens en Cultuur Uitgevers, 2019)

Veel kunstliefhebbers kennen de ‘Auberge Ganne’ in het Franse dorpje Barbizon of het ‘Hotel Spaander’ in het Nederlandse Volendam, maar weinigen weten dat ook België in de tweede helft van de 19de eeuw enkele spraakmakende kunstenaarsherbergen kende. De opkomst van de landschapsschilderkunst en plein air voerde steeds meer schilders naar het ‘ongerepte’ platteland. De beperkte mobiliteit verplichtte hen om enige tijd in een plaatselijke herberg te verblijven.

"In de kunst gelogeerd" voert u mee langs de Belgische plattelandsherbergen die onder kunstenaars vaste adressen werden en uitgroeiden tot artistieke ontmoetingsplaatsen. In logementshuizen als ‘Au Renard’ in Tervuren, ‘Hôtel de la Cloche’ in Genk, ‘Het Pannenhuis’ in Kalmthout, ‘De Keizer’ in Wechelderzande, ‘Le Cygne’ in Knokke en ‘Au Repos des Artistes’ in Anseremme schoven talloze kunstenaars jarenlang aan de tafel aan. Schilders als Théo Van Rysselberghe, Hippolyte Boulenger, Félicien Rops, Anna Boch en Henry Van de Velde, namen er plaats naast schrijvers, dichters, beeldhouwers en fotografen.

In veel gevallen betaalden ze de genereuze herbergiers in schilderijen en vierden ze hun creativiteit bot op de muren, plafonds, vensters, deuren en meubels van de herberg. Onder de gasten werden vriendschappen gesmeed en artistieke inzichten en technieken uitgewisseld die het verzet tegen de academische landschapstraditie aanscherpten.

De kunstenaarsherbergen lagen aan de basis van diverse schildersdorpen en speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van de realistische en impressionistische landschapsschilderkunst in België. Toch raakten deze plaatsen in de loop van de 20e eeuw snel vergeten. Met "In de kunst gelogeerd" krijgen de kunstenaarsherbergen, hun uitbaters en hun artistiek cliënteel een postuum eerbetoon en opnieuw een voorname plaats in de Belgische kunstgeschiedenis.

Het volledige programma van de voorstelling vindt u in de bijgevoegde uitnodiging. U wordt gevraagd uw aanwezigheid te melden vóór vrijdag 6 december, hetzij via e-mail (info@mens-en-cultuur.com), hetzij telefonisch (op het nummer 0496 805 799).

maandag 18 november 2019

CFP: Appearing/ Revealing/ Disappearing: Cultural practices of staging in 19th-century France

CFP: Appearing/ Revealing/ Disappearing: Cultural practices of staging in 19th-century France
University of Lausanne
26-27 March 2020
CFP deadline: 10 December 2019


Generally associated with the theatrical practice and with the performance, the notion of staging played a central role throughout the whole 19th century. The post-revolutionary period largely contributed to develop a process of appearing, disappearing and revealing, intended as the possibility to be seen and to make the self visible on the occasion of socio-cultural and artistic events. The reaction to the turmoil generated by the 1789 Revolution and the austerity engendered by the Terror regime gives evidence of this capacity of juggling the necessity of being seen and the act of disappearing. This aspect will increasingly develop during the 19th century, evidently supported by the growth of the industry of entertainment, the diversification of drama and performances and the mass production of visual culture.
Within this context, staging becomes a way for an individual or a group of individuals to integrate a community. It also represents a bridge between the understanding of the process of appearing and its materialization, a link between the artistic, visual and literary spaces. This symposium aims at discussing mechanisms and patterns surrounding this process by focusing on the multiple references which shaped the act of appearing and disappearing.
Special attention will be paid to the cultural media enabling the staging, such as popular and/or satirical images, theatrical representations, entertainment industry, photography, but also the spatiality related to the staging. The heterogeneous character of these manifestations fosters a multidisciplinary approach which largely relies on transmediality, permeability of points of view and cross-cultural exchanges.

Potential topics could be:

Staging in visual arts
- Representations of staging
- Impact of images on the social status of staging
- Staging through the image: printmaking, caricature, photography
- Staging through the movement, the animated image and the projection

Materialities of staging
- Staging through theatrical performances
- Staging through the industry of entertainment
- Cultural practices linked to the organization of shows
- Diversification of the modalities of staging

The cult of performance
- Permeability of medias and genres
- Representation of the self and of the other
- Actors and personifications

The space of staging
- Space as catalyst for staging and the relationship to the audience
- Spatiality and interactions of staging
- The literary space between fiction and theatrical genres

Proposals (maximum 250 words), in French or English, have to be sent, together with a short bio-bibliography (maximum 500 words) to Camilla Murgia at the following address: camilla.murgia@unil.ch, by December 10, 2019. Accepted papers will be notified by the end of
December 2019. Papers will be published in an edited volume.

The conference is sponsored by the Faculty of Humanities, department of History of Art, University of Lausanne and the SHC (Centre des Sciences Historiques de la Culture), University of Lausanne. There is no registration fee for the conference.

vrijdag 8 november 2019

CONF: Interuniversitaire en intermuseale studiedag XIX

CONF: Interuniversitaire en intermuseale studiedag XIX
Werkgroep XIX
Rockoxhuis, Antwerpen (Keizerstraat 12)
Vrijdag 6 december 2019
Inschrijvingsdeadline: 25 november 2019


Op vrijdag 6 december 2019 vindt de jaarlijkse studiedag van de Werkgroep XIX plaats in Antwerpen. Het wordt ditmaal een erg feestelijke editie: met de leuze 'X jaar XIX' vieren we het tienjarig bestaan van de werkgroep, die inderdaad het levenslicht zag in het najaar van 2009. We ontvangen u graag vanaf 9u30 in het Rockoxhuis (Keizerstraat 12). De voormiddag bestaat uit drie prikkelende lezingen, en daar laten we voor deze bijzondere gelegenheid een panelgesprek aan aansluiten over 10 jaar onderzoek en museale werking rond 19de-eeuwse kunst in België, om terug te blikken én vooruit te kijken. Na een gezamenlijke lunch volgt een museum- en een tentoonstellingsbezoek.

Bovenstaand vindt u het volledige programma terug, alsook de praktische modaliteiten voor de inschrijving.

Om de kosten van de organisatie te dekken zijn wij verplicht een bijdrage van € 25 per persoon aan te rekenen. Locatie, middagmaal e.d.m. zijn daarin inbegrepen; alleen de drank bij de lunch wordt ter plaatse (contant en individueel) afgerekend. De rekeninggegevens voor betaling per overschrijving zijn vermeld in het programma.

De inschrijving wordt geregistreerd bij de ontvangst van deze bijdrage én bij het doorgeven van uw menukeuze via werkgroepXIX(at)gmail.com :
a. Stoofvlees met salade en frietjes,
b. Vegan curry van Belgische groenten (gluten- en lactosevrij), of
c. Sliptong met oventomaat en frietjes

Alle geïnteresseerden zijn van harte welkom. Inschrijvingen lopen tot en met maandag 25 november.

maandag 21 oktober 2019

CFP: Thinking in the Box: The Benefits of Artistic Tradition in the Nineteenth Century (ESNA, The Hague)

CFP: Thinking in the Box: The Benefits of Artistic Tradition in the Nineteenth Century
Organised by the European Society for Nineteenth-Century Art (ESNA)
The Hague, RKD – Netherlands Institute for Art History
Keynote: Liz Prettejohn (University of York)
14-15 May 2020

Submission deadline: 20 December 2019 

Frederic Leighton, The music lesson, 1877, oil on canvas, 93 x 95 cm, Guildhall Art Gallery, London, UK

"Poetry and progress are like two ambitious men who hate one another with an instinctive hatred, and when they meet upon the same road, one of them has to give place."

Charles Baudelaire, Salon of 1859

Tradition is art history’s eternal Other: it is that which must be overcome, resisted, thrown off or, if a compromise must be made, creatively appropriated. The history of the art of the nineteenth century, that “great” age of innovation, progress and revolution, is more than any other rooted in anti-traditionalist sentiment, steeped in a rhetoric that privileges innovation and bound to narrative structures geared against artistic tradition. Modernist and other teleological histories of nineteenth-century art have always emphasised change and novelty. But even revisionist accounts of the art of the nineteenth century leave scarcely any room to consider tradition in its own right. These have generally either sung the aesthetic praises of traditional art without much further reflection, or have discussed academic art as innovative in another way, either within a traditional framework or in the sense that the art under consideration points forward to developments other than those associated with formal modernism.

This rejection of artistic tradition may be due to its use in fascist and totalitarian ideologies, but is also the result of a structuralist approach within the discipline of art history that continuously opposes new and old (with “old” always being the marked term). Ironically, this structural divide is in part a product of the nineteenth century itself: it stems from the rising historical (and art-historical) consciousness of the time and its clash with a strong belief in change and progress. This all-too-simple opposition between what was and what will be still shapes our understanding of the artistic act. True art, it seems, must be the creation of something out of nothing—a belief stemming from the early-nineteenth-century romantic philosophy of art and, later, a major tenet of modernist criticism. The result has been that art historians are rarely able to think around the categories of tradition and innovation and nearly always address tradition solely as a problem. Seldom is the richness of artistic tradition itself explored.

The question remains whether this rejection of artistic tradition does justice to what art really is, or, better, what it was understood to be in the nineteenth century. For Charles Baudelaire, the answer would have been in the negative. In his Salon of 1859, he observed that “poetry and progress are like two ambitious men who hate one another with an instinctive hatred”. This conference invites papers that consider artistic tradition not as the nemesis of creation but in its own right. It aims to examine the potential artistic, commercial and even political benefits of thinking in the box—of continuing artistic tradition(s), working within them or reverting to them during the (long) nineteenth century. What could tradition yield for artists and the way they understood their art that innovation could not? What could it do for audiences and what they might have sought in artworks? What could it achieve for patrons, with their various social, political and aesthetic agendas? We invite papers that deal with the “problem” of tradition in nineteenth-century art, but which do not address the phenomenon itself as a problem. We especially welcome proposals that explore or develop new theoretical paradigms to study the relationship between nineteenth-century art and artistic tradition.

Subject that papers may address include:

- Patterns of artistic imitation and emulation;
- Historical and academic pastiche and its collectors;
- “Retrograde” and “reactionary” art;
- Antoine Compagnon’s “anti-moderne” in the visual arts;
- William Marx’s “arrière-garde” in the visual arts;
- Reconsidering or rethinking Harold Bloom’s concepts of “anxiety of influence” and “belatedness”;
- Political uses of artistic tradition or traditional art (local, regional and national);
- The geography of tradition: metropolitan and provincial attitudes towards tradition;
- Class, gender and “race” in the face of artistic tradition;
- Markets for traditional art;
- Academic theory and art education (e.g. drawing manuals, plaster copies, museums and academic collections of copies);
- Non-avant-garde art criticism and art discourse;
- Processes of art historical canonisation (e.g. in scholarship, popular publications, pantheons of art, collecting practices, etc) and the dialogue between contemporary art and the Old Masters.

Please send proposals (max. 300 words) for a 20-minute paper in English, French or German and a brief CV to esnaonline@hotmail.com by 20 December 2019 at the latest. Selected speakers will be contacted in January 2020.

Organising committee: Jan Dirk Baetens (Radboud University Nijmegen), Mayken Jonkman (RKD – Netherlands Institute for Art History, The Hague) and Myrthe Krom (Museum Gouda).

Scientific committee: Maite van Dijk (Van Gogh Museum, Amsterdam), Rachel Esner (University of Amsterdam), Liz Prettejohn (University of York), Jenny Reynaerts (Rijksmuseum, Amsterdam), Marjan Sterckx (Ghent University), Chris Stolwijk (RKD – Netherlands Institute for Art History, The Hague, and University of Utrecht).

www.esnaonline.wordpress.com

woensdag 16 oktober 2019

EXH: Retrospectieve Ferdinand De Braekeleer de Oude, onze 19de Eeuwse Bruegel (Antwerpen)

Retrospectieve Ferdinand De Braekeleer de Oude, onze 19de Eeuwse Bruegel
Schilderijententoonstelling uit de Werner Wieland kunstverzameling
Galerij Wouter de Bruycker, Wolstraat 26, Antwerpen
4 tot 23 december 2019


Tussen woensdag 4 en zondag 23 december 2019 houdt de Werner Wieland Verzameling een retrospectieve tentoonstelling over de Antwerpse schilder Ferdinand De Braekeleer de Oude, onze negentiende-eeuwse Bruegel, de voornaamste vertolker van het Vlaamse volksleven in de romantische negentiende eeuw. Het is de eerste keer sinds 1936 dat deze merkwaardige virtuoos van het romantische genre opnieuw gehuldigd wordt in zijn geboortestad en in Vlaanderen, ditmaal met een twintigtal tentoongestelde werken uit de Werner Wieland Verzameling, waarvan twaalf van zijn eigen hand, een achttal van sommigen van zijn bekendste leerlingen uit de De Braekeleer School.

Praktisch

Het unieke evenement vindt plaats in kunstgalerij Wouter De Bruycker, Wolstraat 26, 2000 Antwerpen, in het hart van de historische stad, dicht bij de Grote Markt en de kerstmarkt en de Melkmarkt, onder meer te bereiken via tramlijn 11.

Openingsuren zijn van woensdag tot zondag, van 12 tot 19 uur, ook op zaterdagen en zondagen. Maandag en dinsdag gesloten. Bezichtiging is gratis. Programma met biografie en lijst der schilderijen ter plaatse verkrijgbaar aan € 1. Bezichtiging ten allen tijde beperkt tot maximaal 20 personen in de galerij.

Rondleidingen: reservaties op voorhand via info@wernerwieland.eu Groepsrondleidingen van een uur zijn mogelijk in de avond of tijdens openingsuren aan € 10 per persoon. Tijdens openingsdagen vindt ook elke avond om 19 uur een rondleiding plaats van ongeveer een uur over de schilder en de tentoongestelde werken, kost € 10 per persoon, maximaal 20 personen.

Een kleurencatalogus van vorige Werner Wieland tentoonstellingen en Werner Wieland romans worden eveneens te koop aangeboden.

De Werner Wieland Verzameling is een van de uitgebreidste kunstverzamelingen gespecialiseerd in 19de-eeuwse romantische, academische, neogotische en neorenaissance schilderijen uit de gezamenlijke Nederlanden. Het is de grootste private houder van zulke kunst ter wereld uit Vlaanderen en omvat onder meer een van de meest volledige overzichten van zulke kunst van schilders uit de wereldberoemde Antwerpse en Brusselse Kunstacademies. De collectie is genoemd naar haar stichter, de Vlaamse schrijver Werner Wieland.

maandag 14 oktober 2019

EXH: Henri De Braekeleer (1840-1888), fenêtre ouverte sur la modernité (Namen)

Henri De Braekeleer (1840-1888), fenêtre ouverte sur la modernité
Musée Rops, Namen

I.s.m. het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
19 oktober 2019 - 2 februari 2020

Henri de Braekeleer, La Restauratire de chasuble (Portret van zijn zus Betsy, detail), s.d., olie op paneel. Antwerpen, Galerij Ronny Van de Velde.

Henri de Braekeleer komt uit een Antwerpse kunstenaarsfamilie, met Ferdinand als vader en Henri Leys als oom, beiden belangrijke persoonlijkheden in die tijd. Zijn werk is geïnspireerd door de Nederlandse schilderkunst uit de 17de eeuw en is onlosmakelijk verbonden met de herontdekking van het werk van Pieter de Hoogh en van Jan Vermeer. De meest bekende werken van de Braekeleer tonen dagelijkse taferelen: naaisters of kunstenaars aan het werk, intellectuelen tijdens een meditatie… Toch is de Braekeleer meer dan een getalenteerde schilder die met grote behendigheid de technieken en thema's van de Oude Meesters hanteert. De Belgische avant-garde, waaronder Les XX, beschouwde hem als één van de belangrijkste realisten van hun tijd. Van Gogh aarzelde niet om hem met Édouard Manet te vergelijken.

In samenwerking met het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, schijnt deze expo een licht op de moderniteit van de schilderkunst van de Braekeleer. Doorheen 40 doeken, tekeningen en gravures, neemt de Antwerpenaar een centrale positie in in het artistieke landschap van 19de-eeuws België. Voor de gelegenheid is er ook een selectie werken van Félicien Rops te zien, die geïnspireerd zijn door de 17de eeuw.

Publicatie: "Nieuwe kennismaking met een weerbarstig oeuvre"

Bij de tentoonstelling verschijnt op 19 oktober 2019 ook een gloednieuwe publicatie van de hand van Herwig Todts:

Herwig Todts, Henri De Braekeleer 1840-1888Ludion, Expo: 12/10/2019 - 02/02/2020, Musée Rops, Namur, NL/F, 440 blz. 325 x 245 mm, ISBN: 9789493039261, € 49,90.


In 1872 bezocht Vincent Van Gogh - toen nog een jonge medewerker van de kunsthandel Goupil & Cie - de grote driejaarlijkse zomertentoonstelling in Brussel. Hij werd er getroffen door drie "prachtige" schilderijen van de hand van Henri De Braekeleer. Van Gogh noemde zijn werk "curieus mooi", en de kunstenaar "een fameus kolorist" die "niet bang is voor een franke techniek" en die "rigoureus analyseert - Manet-achtig, althans even oorspronkelijk als Manet". Van Goghs grote belangstelling voor de kunstenaar is tekenend voor de houding van de avant-garde. Zij herkende in De Braekeleer een voorloper die zich van de klassieke artistieke conventies wist te bevrijden.
Vandaag is er nood aan een hernieuwde kennismaking met De Braekeleer, die in het verleden vaak eenzijdig werd voorgesteld als een miskend genie.

Herwig Todts is kunsthistoricus en is verbonden aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij organiseert tentoonstellingen, zowel in het museum in Antwerpen als op andere locaties, en publiceert over negentiende- en twintigste-eeuwse kunst. Het oeuvre van James Ensor is zijn belangrijkste onderzoeksgebied.

CFP: ESNA Winter Seminar 2020 (Den Haag)

CFP: ESNA Winter Seminar 2020: "Eyeopeners: inspirerende inzichten voor de studie van negentiende-eeuwse kunst"
European Society for Nineteenth-Century Art
31 januari 2020
RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag
Deadline CFP: 31 oktober 2019

In navolging van de vorige editie zal het zevende Winter Seminar van de European Society for Nineteenth-Century Art (ESNA) zich opnieuw richten op het onderzoeksveld zelf. Waar in 2019 twintig specialisten hun mijlpaalmoment hebben toegelicht en die game changers binnen het eigen vakgebied kritisch zijn geëvalueerd, wordt in de editie 2020 bevraagd wat in het verschiet ligt. De ‘new art history’ heeft een bepalende invloed gehad op het repertoire van enkele generaties kunsthistorici en daarmee op onderdelen van het curriculum van de huidige universitaire opleidingen. Veel van die ‘nieuwe’ onderzoekslijnen zijn intussen niet zo nieuw meer en hebben zich vermengd met bestaande, meer traditionele onderzoekspraktijken. Er is opnieuw nood aan innovatieve methodologische en theoretische benaderingen voor het onderzoeksveld.

Wij leggen de bal ditmaal in het kamp van junior kunsthistorici, doctorandi en masterstudenten in de Kunstwetenschappen. Wat houdt hen bezig? Wat of wie inspireert hen? Welke tendensen, inzichten of benaderingen zullen volgens hen invloedrijk of noodzakelijk worden bij de verdere studie van de negentiende-eeuwse kunst? ESNA biedt ditmaal een podium aan de huidige, jonge generatie Kunstwetenschappers, aan zij die ruimdenkend en met een frisse blik naar het vakgebied kijken: welke teksten, tentoonstellingen, congressen, lezingen, films, documentaires, voorstellingen, ‘filmpjes’, gesprekken, etc. veranderden hun begrip van de kunst van de negentiende eeuw? Hoe bepalen deze mijlpaalmomenten of eyeopeners de manier waarop zij het onderzoek naar en de omgang met negentiende-eeuwse kunst concipiëren en zouden willen inrichten of bijsturen voor de toekomst?

Het programma zal wederom bestaan uit snel opeenvolgende, puntige presentaties van max. 5 min. en een slide elk. Ongeveer twintig junior Kunstwetenschappers zullen hun eigen eyeopener presenteren, die hun inzicht in kunst, en specifiek kunst van de negentiende eeuw, openbrak. Zij zullentoelichten wat zij precies inspirerend vonden en waarom, en hoe hun eyeopener mogelijk ook anderen kan inspireren voor toekomstig onderzoek. Dit verzamelde materiaal levert ongetwijfeld stof op voor discussie over heden en toekomst van het kunsthistorisch metier, met uitdagende voorstellen en nieuwe benaderingen.

Ben je geïnteresseerd om jouw eyeopener op 31 januari 2020 in het RKD te presenteren? Stuur vóór 31 oktober een e-mail naar esnaonline@hotmail.com met je voorstel voor een boek, artikel, tentoonstelling of andere uiting voorzien van een korte motivatie.

dinsdag 8 oktober 2019

CFP: Studiedag Historisch Interieur en Design 2020

CFP: Studiedag Historisch Interieur en Design 2020
UGent-VUB onderzoeksgroep The Inside Story: Kunst, interieur en architectuur 1750-1950
30 april 2020
Het Pand, Gent
CFP deadline: 11 november 2019

Voor de Studiedag Historisch Interieur en Design kunnen voorstellen ingediend worden voor presentaties van lopend of recent afgerond onderzoek in het domein van de interieur- en designgeschiedenis. De focus ligt op de geschiedenis en praktijk van interieur en design in België / de Lage Landen, of in relatie tot deze regio. De studiedag wil in eerste instantie een forum bieden en een stimulans betekenen voor diverse vormen van onderzoek gevoerd in en over België en Nederland, en gaat daarom door in het Nederlands, hoewel uitzonderlijk ook presentaties in het Frans en Engels welkom zijn.

Beoogd is onderzoek gevoerd in academische en museumcontext, alsook in de monumentenzorg en erfgoedsector. Ook de presentatie van artistiek ontwerpend onderzoek is welkom, eventueel in een alternatief format. Er wordt gestreefd naar een evenwichtig programma waarin diverse wetenschappelijke disciplines (bv. kunstgeschiedenis, architectuurgeschiedenis, geschiedenis, literatuurstudie, genderstudies, enz.), diverse historische periodes, materies en werkdomeinen aan bod komen, en waarin zowel senior als junior onderzoekers een forum krijgen.

De Studiedag Historisch Interieur en Design 2020 zal plaatsvinden op do. 30 april 2020 in Het Pand in Gent. Presentaties duren max. 20 minuten. Onderzoekers-ontwerpers die een ander format dan een klassieke lezing willen voorstellen, worden gevraagd hun opzet te preciseren.

Stuur vóór 11 november per e-mail aan malika.mranialaoui@ugent.be de volgende informatie in 1 bestand (max. 2 pgs.):
  • uw naam + e-mailadres
  • een werktitel
  • een abstract (max. 300 woorden, in het Nederlands)
  • een of twee afbeelding(en) met betrekking tot het voorgestelde onderzoek
  • een korte bio (max. 200 woorden).
De voorstellen worden beoordeeld door het organiserend en wetenschappelijk comité. U ontvangt vóór de Kerstvakantie bericht of uw voorstel aanvaard werd.

Wie zijn/haar lezing wil publiceren, kan deze herwerken tot artikel en voorleggen aan de redactie van het Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design (jaarlijkse deadline voor het eerstvolgende nummer: 15 juni).

Meer info vindt u op de website van de studiedag.

dinsdag 16 juli 2019

EXH: Le travail, la lutte et les passions + Jules Adler, Peindre sous la IIIe République (Roubaix)

Le travail, la lutte et les passions
Bronzes belges du tournant du XXe siècle
Donation Philippe et Françoise Mongin
+

Jules Adler, Peindre sous la IIIe République
Roubaix La Piscine (23, rue de l’Espérance, 59100 Roubaix)
29 juin — 22 septembre 2019

Le travail, la lutte et les passions: Bronzes belges du tournant du XXe siècle
Donation Philippe et Françoise Mongin



Acquis de longue date à la cause de la sculpture des XIXe et XXe siècles, le musée de Roubaix a accepté avec enthousiasme la proposition d’un couple de collectionneurs parisiens de lui faire don, sous réserve d’usufruit, d’un très bel et rare ensemble de bronzes décoratifs belges. Présentée pour la première fois au public, cette collection comprend cinq bronzes de l’emblématique Constantin Meunier (1831-1905), sept bronzes du baroque moderne Jef Lambeaux (1852-1908) et un bronze de Joseph Witterwulghe (1883-1967). Jef Lambeaux et Constantin Meunier constituent deux signatures fortes particulièrement bienvenues dans les collections roubaisiennes où elles contribuent à affirmer le lien fort qui unit l’histoire du musée à la «belgitude» de Roubaix. La proximité géographique et les besoins considérables de main d’œuvre d’une industrie textile (lainière notamment) en pleine explosion ont alimenté au XIXe et au début du XXe siècles une très importante immigration flamande dans toute la métropole lilloise, et notamment dans les villes de Roubaix et Tourcoing.

Ces œuvres prennent un sens particulier à proximité de la nouvelle galerie de sculptures, où sont abordés, entre autres, la question de la sculpture décorative dans les intérieurs privés, la notion d’édition et de multiple, ou encore le thème des monuments au travail et aux travailleurs, autour des recherches de Dalou et Rodin, de Meunier et de Bouchard. Leur présentation en cohérence avec la rétrospective Jules Adler qui se tient au même moment permet d’enrichir une saison consacrée aux images engagées du monde des humbles et des laborieux dans l’art moderne.

Cette exposition-dossier est également l’expression de la reconnaissance de La Piscine envers M. et Mme Mongin pour leur généreuse attention en faveur du patrimoine sculpté conservé à La Piscine.

Commissariat Alice Massé

Jules Adler, Peindre sous la IIIe République


Peintre franc-comtois né à Luxeuil-les-Bains, Jules Adler (1865-1952) s’inscrit dans le courant des artistes naturalistes qui ont incarné, à la fin du XIXe siècle, une voie alternative entre les avant-gardes impressionnistes et un art plus officiel qu’on dit académique. À l’origine d’une peinture d’histoire inscrite singulièrement dans son temps, Adler est aujourd’hui un peintre largement oublié malgré une longue et véritable carrière institutionnelle.

La rétrospective présentée à Dole et Évian avant Roubaix et Paris, avec le soutien de l’association des Amis de Jules Adler, fait suite au colloque organisé par le musée de Dole en partenariat avec le Centre Georges-Chevrier (Dijon, UMR 7366, université de Bourgogne / CNRS) en janvier 2016. Elle est l’occasion de réécrire et de découvrir l’œuvre complexe de ce peintre, pris entre modernité et académisme, de mieux comprendre ses hésitations formelles et iconographiques, son inscription dans le contexte historique, socio-culturel et politique de la Troisième République.

Au musée de Roubaix, l’œuvre d’Adler trouve un écho particulier dans la production de Rémy Cogghe (1854-1935), éminent représentant d’un naturalisme décliné sur le mode flamand et anecdotique. Il entre par ailleurs en résonnance avec la section consacrée, dans la nouvelle galerie de sculptures, à la représentation des travailleurs et au rêve, poursuivi par maints sculpteurs à la fin du XIXe et au début du XXe siècle d’un monument à la gloire du travail et des travailleurs, de Rodin à Meunier en passant par Dalou et Bouchard. Plus largement Roubaix, ville industrielle et industrieuse qui dut sa prospérité au labeur textile, s’est imposée comme une étape évidente pour l’exposition. Jules Adler est présent dans les collections du musée avec un dessin au fusain et pastel de garçon assis offert par Julia Izart en 1938 et deux paysages industriels exécutés à Charleroi en 1901 donnés récemment par Vincent Foucart. Ces trois œuvres permettent de rappeler combien Jules Adler a constitué une personnalité importante pour la scène artistique locale du début du XXe siècle, bien représentée dans les expositions de la galerie Dujardin qu’animèrent de 1905 à 1939 Eugène et Rose Dujardin. Défendant une programmation post-impressioniste assez prudente, alignée sur le modèle des salons parisiens et locaux de l’entre-deux-guerres, la galerie Dujardin consacre en effet dans les années 1920 plusieurs accrochages aux membres du « Groupe des Dix » qui réunit, outre Adler, les peintres Charreton, Bergès, Désiré-Lucas, Montezin, Marie Réol, Grosjean, Jourdan, Quost et Willaume. La référence rassurante à l’Impressionnisme contribue à susciter un véritable marché dans la région du Nord pour ces artistes dont bon nombre bénéficièrent d’expositions personnelles dans la galerie installée 14 boulevard de Paris à proximité du parc de Barbieux. Ce fut le cas pour le « Maître Jules Adler » du 1er au 15 avril 1925.

Rassemblant une cinquantaine de peintures et dessins provenant de collections publiques et privées, et notamment quelques formats monumentaux entrés dans l’imaginaire collectif (ainsi de La Grève au Creusot), l’exposition permettra de mettre en avant la diversité thématique et typologique de la production d’Adler, la dimension sociale et humaine de son art et l’engagement du peintre en faveur des figures du peuple – mineur, petite main ou simple chemineau. Aux côtés des motifs de prédilection, de celui qui fut qualifié de « peintre des humbles », puisés dans le monde de la rue et plus largement de la ville et des villages, seront évoquées des commandes spécifiques comme le décor des Thermes de Luxeuil-les-Bains.

Commissariat général Alice Massé
Commissariat scientifique Amélie Lavin (directrice du musée des Beaux-Arts de Dole), Vincent Chambarlhac (maître de conférences en histoire contemporaine, Université de Bourgogne France- Comté), Bertrand Tillier (professeur en histoire contemporaine, Université Paris 1 Panthéon- Sorbonne)
Monographie Jules Adler (1865-1952). Peindre sous la Troisième République, publiée à l’occasion de l’exposition aux éditions Silvana Editoriale

Cette exposition est reconnue d’intérêt national par le ministère de la Culture / Direction générale des patrimoines / Service des musées de France. Elle a bénéficié à ce titre d’un soutien financier exceptionnel de l’État.

woensdag 10 juli 2019

GRANT: “Een huis voor de natie in het buitenland. Belgische diplomatieke vertegenwoordiging, architectuur, interieur en kunstrepresentatie 1830-1939.” (KU Leuven)

Doctoraatsbursaal (100%) PhD project 'Een huis voor de natie in het buitenland. Belgische diplomatieke vertegenwoordiging, architectuur, interieur en kunstrepresentatie 1830-1939'
KU Leuven
deadline: 12 augustus 2019

Het Departement Architectuur is verantwoordelijk voor het onderzoek rond architectuur, interieurarchitectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening dat verricht wordt in de Faculteit Ingenieurswetenschappen (campus Leuven) en in de Faculteit Architectuur (campus Brussel en Gent). Het departement fungeert als internationaal expertisecentrum in deze domeinen en telt een zestigtal internationale doctorandi. URL: www.architectuur.kuleuven.be De Faculteit Architectuur groepeert de academische architectuuropleidingen (interieurarchitectuur, architectuur, stedenbouw en ruimtelijke planning) van de campussen Sint-Lucas Brussel/Gent. De faculteit is verantwoordelijk voor de onderwijsgebonden materies. URL: www.arch.kuleuven.be Dit project sluit aan bij twee onderzoeksgroepen die actief zijn binnen het departement architectuur: Perspectives on Architecture from the Distant Past (PADP) en Architecture, Interiority and Inhabitation (A2I). PADP legt zich toe op de studie van de architectuur van voor 1945. Het beschouwt de geschiedenis van de architectuur als een lange-termijnbeweging binnen een steeds veranderende culturele, socio-politieke en religieuze context. In de onderzoeken die binnen de PADP groep worden gevoerd, wordt het gebouw benaderd als een agent in cross-culturele uitwisselingen voorafgaand aan de globalisering. Meer informatie over PADP en de leden is terug te vinden op: https://architectuur.kuleuven.be/departementarchitectuur/english/research/onderzoeksgroepen/perspectives-on-architecture-from-the-distant-past De onderzoeksgroep Architecture, Interiority, Inhabitation (A2I) – onderzoekt de interactie tussen architectuur als discipline, gebouwde ruimtes als constructies en de ervaring van gebruikers van deze ruimtes. De groep bestudeert (interieur)architectuur als praktijkveld en als veld van historische en theoretische reflectie. Vertrekpunt is een fundamentele interesse in publieke, collectieve en private ruimtes, in de objecten die deze bevolken en in de manier waarop zowel (interieur)architecten als gebruikers bijdragen tot hun culturele, sociale of politieke betekenis. Begrippen als moderniteit, interioriteit, macht, gender en kolonialisme vormen theoretische leidraden bij het onderzoek. Meer informatie over A2I is terug te vinden op: www.a2i-kuleuven.be
Website van de eenheid

Project
Dit onderzoeksproject stelt de vraag naar welke rol architectuur, interieurinrichting en kunst speelden in de creatie, werking en uitbreiding van de Belgische diplomatie sinds haar ontstaan tot aan het uitbreken van de Twee Wereldoorlog. Het neemt het ambassadegebouw (kanselarij en residentie) als studieobject. Deze architecturale typologie ontwikkelde zich gestaag in de negentiende eeuw samen met de ontwikkeling van het openbaar bestuur. De vraag stelt zich dus of culturele representatie reeds op deze prille diplomatieke agenda prijkte en of de Belgische gezanten zich actief beriepen op architectuur, interieurinrichting en kunst als bemiddeling tijdens hun zending. Deze centrale onderzoeksvraag vertrekt vanuit twee bevindingen die belangrijk zijn voor de negentiende eeuw: het ontstaan van de moderne ambassade-post en de queeste naar een sterke nationale identiteit.

De creatie van diplomatieke posten zoals we die vandaag kennen, als permanente representatie van een staat in het buitenland, ontwikkelde zich vanaf de negentiende eeuw. In deze periode werd het uitstippelen van een buitenlands beleid belangrijker als gevolg van zowel de creatie van nieuwe natie-staten, als een groeiende geo-politieke agenda. Bovendien leidden bestuurlijke ontwikkelingen tot een toenemende bureaucratisering en dito professionele administratie. Deze evoluties hadden ook gevolgen voor de werking van ambassades. Het tijdelijke, reizende karakter van de gezantschappen voldeed niet langer. Het creëren van vaste posten, het huren, aankopen of zelfs bouwen van ambassades diende het economische en politieke beleid in het buitenland te ondersteunen. Overheden kregen geleidelijk aan aandacht voor het ambassadegebouw. Hoewel in de eerste decennia van de negentiende eeuw de meeste diplomaten (van adelstand) nog zelf instonden voor hun huisvesting, kocht Groot-Brittannië reeds in 1814 een hôtel particulier aan in Parijs en stichtte zodoende de eerste ambassade in de hedendaagse betekenis van het woord. Het Britse voorbeeld werd snel gevolgd door o.a. Pruisen, Rusland, Frankrijk etc. Ca. 1860 maakten vastgoedoperaties deel uit van de buitenlandse politieke representatie en ontwikkelde zich het drievoudige programma van het ambassadegebouw als huisvesting, administratie en representatie.

De bestaande literatuur over de Belgische ambassadearchitectuur beperkt zich tot de periode na 1945 en tot de gebouwen die vandaag als residentie of kanselarij in gebruik zijn. Er is nog geen onderzoek gevoerd naar de creatie en herlokalisatie van de Belgische diplomatieke posten van 1830 tot 1939 en naar de gebouwen die toen gehuurd of gekocht werden. Het is evenmin duidelijk wanneer en waar de eerste ambassade in opdracht van de Belgische overheid werd gebouwd. Dit hiaat verdient onderzocht te worden, gelet de negentiende-eeuwse zoektocht naar nationale identiteit zowel de politieke als de culturele agenda in België domineerde. Onderzoek naar de architecturale ontwikkelingen in het negentiende-eeuwse Brussel toont aan dat kunst een belangrijke rol werd toegedicht in het promoten van nationale geschiedenis en cultuur en zodoende bijdroeg tot de creatie van een nationale identiteit van de jonge natiestaat. Nationale architecturale en stedenbouwkundige projecten dienden de “moderne” burgerlijke, ethische en culturele waarden uit te dragen. Beïnvloedden deze ambities van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, ook het relatief jonge en kleine Ministerie van Buitenlandse Zaken en diens gezanten?

De onderzoeksvragen behelzen:
De logistieke strategie:
  • het in kaart brengen van de Belgische diplomatieke posten en de gebouwen die gehuurd, gekocht of zelfs gebouwd werden door de Belgische gezanten
  • het situeren in tijd en ruimte van het huur- en aankoopbeleid van ambassadegebouwen door de Belgische regering
De representatieve strategie:
  • het onderzoeken van de motieven die tot de keuze voor een bepaald gebouw hebben geleid
  • het beschrijven hoe gebouwen werden ingericht / gedecoreerd / verbouwd
  • kunnen we spreken van culturele diplomatie? 
Dit onderzoek zal in nauwe samenwerking gevoerd worden met het lopende doctoraatsproject “Designing Embassies for Middle Powers: The Architecture of Belgian and Dutch Diplomacy in a Globalizing World” (KU Leuven, Architectuur, 2017-2021, drs. Bram De Maeyer).

Gedurende het eerste jaar van dit tweejarig project zal de onderzoeker archieven lokaliseren en verkennen en potentiële casestudies identificeren. Op basis van dit vooronderzoek zal de onderzoeker i.sm. de promotoren een goed uitgewerkt en gemotiveerd project uitschrijven om de vervolgfinanciering (KU Leuven C1, F.W.O., …) die nodig is voor het vervolledigen van het doctoraat te verkrijgen.

Profiel
We zoeken een enthousiaste, creatieve en communicatievaardige onderzoeker (m/v) met een masterdiploma of equivalent in het vakgebied van de architectuur, interieurarchitectuur, ingenieurswetenschappen-architectuur, kunstwetenschappen, geschiedenis, politieke wetenschappen of equivalent.
De kandidaat dient een sterke interesse te hebben in het voeren van wetenschappelijk onderzoek in de domeinen van de architectuurgeschiedenis, geschiedenis van de interieurarchitectuur, kunstgeschiedenis en politieke geschiedenis.

De kandidaat wordt verwacht
  • een duidelijke interesse in en kennis van het onderzoeksthema te hebben, op basis van onderwijs, werk- of onderzoekservaring;
  • in staat te zijn om zowel zelfstandig als in een multidisciplinair team te werken;
  • een zeer goede actieve kennis van het Nederlands en het Frans, een goede kennis van het Engels en excellente communicatievaardigheden te hebben, zowel mondeling als schriftelijk;
  • een proactieve ingesteldheid en onderzoeksintegriteit
  • ondersteuning te bieden binnen het onderwijs in de opleidingsonderdelen ‘Architectuur in Context A’ en ‘Interieur in Context A’;
  • i.s.m. de promotoren een doctoraatsproject te ontwikkelen en uit te schrijven met oog op het verkrijgen van vervolg-financiering voor voorliggend project.
  • wetenschappelijke publicaties te schrijven en onderzoeksresultaten te presenteren op internationale conferenties en in internationale tijdschriften.
  • vertrouwd te zijn met archiefonderzoek, inclusief het lokaliseren en ontsluiten van archieven in zeer diverse collecties en contexten (zowel publiek als privaat)
  • nationaal en internationaal mobiel te zijn
Aanbod
Wij bieden een voltijdse (100%) tewerkstelling voor 1 jaar (éénmalig verlengbaar met 1 jaar) als onderzoeker in een creatieve werkomgeving, een dynamisch team en met uitdagende opdrachten.
Als vorser voer je onderzoek uit dat moet leiden tot een doctoraat in de architectuur, onder leiding van prof. Anne-Françoise Morel en prof. Fredie Floré.
Een doctoraat in de Architectuur, indien het doctoraat succesvol beëindigd wordt.

Interesse?
Meer informatie is te verkrijgen bij prof. dr. Anne-Francoise Morel, tel.: +32 9 398 63 43, mail: annefrancoise.morel@kuleuven.be of prof. dr. Fredie Floré, tel.: +32 9 398 63 42, mail: fredie.flore@kuleuven.be.
Solliciteren voor deze vacature kan tot en met 12/08/2019 via onze online sollicitatietoepassing

KU Leuven wil een omgeving creëren waarin alle talenten maximaal tot ontplooiing kunnen komen, ongeacht gender, leeftijd, culturele herkomst, nationaliteit of functiebeperking. Hebt u vragen in verband met toegankelijkheid of ondersteuningsmogelijkheden, dan kan u ons contacteren via diversiteit.HR@kuleuven.be.

vrijdag 5 juli 2019

GRANT: The atelier Glasschilderkunst F. Nicolas en zonen in Roermond (NL) (1855-1968) (Maastricht)



The atelier Glasschilderkunst F. Nicolas en zonen in Roermond (NL) (1855-1968) and the revival of stained-glass production in Western Europe in the 19th and 20th century
PhD position in transnational business history
Application deadline: 26 August 2019
Starting date: 1 December 2019 – mid-January 2020 (or as soon as possible thereafter)
Maastricht University


In cooperation with the Centre for the Social History of Limburg (SHCL) and the Centre for the Regional History of Limburg (RHCL), the Department of History in the Faculty of Arts and Social Sciences offers two PhD positions in transnational business history. Transnational business history should be understood in a broad sense, including social, economic, political, cultural and environmental aspects. The empirical emphasis of the projects is on two companies based in the Dutch province of Limburg, which – each in their own way – had a broad transnational outlook.*

(*The board of XIX would like to inform its members on one of these two PhD positions because of its relevance to nineteenth-century art - the other position being "Mining at the border: the transnational space of the Domaniale Mijn in the 19th and 20th century") 


The atelier Glasschilderkunst F. Nicolas en zonen in Roermond (NL) (1855-1968) and the revival of stained-glass production in Western Europe in the 19th and 20th century (1 fte)

This project NV Glasschilderkunst F. Nicolas en zonen, sedert 1940 Max Weiss, focalizes on a company based in Roermond, producing stained-glass that found its way to churches and public and private buildings in the Netherlands, Belgium and other countries. The archives of the company have recently been catalogued and partly digitized.

The focus and approach of the project will be determined – within the parameters sketched above – by the candidate and the supervision team in the first months after the appointment. Comparative perspectives, for example with other companies or environments, are strongly encouraged. The academic background and interests of the PhD candidate will play a major role in this.

The researcher will be based at Maastricht University, the Faculty of Arts and Social Sciences and undertake a 6-month secondment at the Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (Centre for the Social History of Limburg) SHCL, the Netherlands and/or the Regionaal Historisch Centrum voor Limburg (Centre for the Regional History of Limburg), the Netherlands.
Candidates are expected to possess
  • A (research) master’s degree in history or a related field;
  • Excellent (passive) knowledge of Dutch;
  • Outstanding writing skills;
  • Ability to work both independently and as part of a team 
Supervision team: Supervisor: Nico Randeraad, Associate Professor, Interim Director Social History Centre for Limburg, Faculty of Arts and Social Sciences, Maastricht University
Co-supervisor: Ad Knotter, Endowed chair, Faculty of Arts and Social Sciences, Maastricht University
External supervisor: Joep Leerssen, chair of Modern European Literature, Faculty of Humanities, University of Amsterdam



More information on this PhD position can be found here. For more information on the LIMES PhD Program, co-funded by the European Union, see the program website. Any inquiries about the position or the project may be addressed to the supervisor (n.randeraad@maastrichtuniversity.nl).